De schol wordt regelmatig verward met een bot. De verschillen zijn nochtans heel duidelijk. Beide vissen kunnen oranje stippen hebben, maar die van de schol zijn veel feller en meer uitgesproken dan die van de bot.
 |
Bot en schol worden door elkaar gevangen. |
De bovenkant van de schol is bovendien, in tegenstelling tot die van de bot, glad. Enkel net achter de kop is er een benig uitsteeksel. De kleur hangt erg af van de ondergrond waar de schol op leeft, maar varieert van lichtbruin, groen-grijze tinten tot mooi donkerbruin met oranje stippen.Een schol heeft een rondere vorm als de bot. De buik is parelwit en een beetje transparant.
Schollen paaien van januari tot maart en het grootste deel doet dit dieper water. De eieren drijven naar het oppervlak en komen na een kleine twee weken uit. Deze larven blijven nog een zestal weken onder de oppervlakte leven. Het water is hier warmer en zo drijven ze mee met de stromingen om zo onder de kust te arriveren en daar hun leven als bodemvis te beginnen. Wormen en schaaldieren vormen hun belangrijkste voedsel en de grotere exemplaren diversifiëren hun dieet en breiden uit met kleine aasvisjes zoals zandspiering. Ze vertoeven meestal op klei en kiezelbodems waar dieper water in de nabijheid is op een diepte tussen 4 en 25 meter naargelang het seizoen.
 |
Lichte en donkere kleuren |
 |
Karakteristieke felrode stippen |
 |
Schaaldieren en wormen |